Meer dan een café …
Pajot begot is niet zomaar een café, het is een vzw die kansen biedt.
We gaan ervoor om mensen een gezellige plek te bieden om elkaar te ontmoeten. We willen investeren in menselijke verbinding, in Pajotse hartelijkheid, in een mooie ruimte die de ontmoeting versterkt, in een kans om op een ongedwongen manier kennis te maken. We doen dit door een intensieve samenwerking aan te gaan met de culturele sector en lokale partners zoals verenigingen, buurtcomités, academie, cultuurraad, AGB het Koetshuis …
We gaan ervoor om mensen te laten genieten van al het lekkers uit de streek. We willen werken met eenvoudige en frisse gerechtjes, dessertjes en drankjes uit de streek en volgens de gang van de seizoenen.
We gaan ervoor om mensen tewerkstellingskansen te bieden – elk vanuit zijn eigen mogelijkheden en beperkingen – vanuit hun verlangen om een mooie en warme horecazaak uit te baten of daartoe bij te dragen.
De streek
Roosdaal heeft een toeristische website: www.toerismeroosdaal.be. Wie deze site bezoekt, is benieuwd naar wat Roosdaal te bieden heeft en zal niet teleurgesteld worden.
Als je op ontdekking gaat, merk je dat iedere deelgemeente zijn eigen troeven heeft en maak je kennis met tal van leuke plekjes waar het aangenaam vertoeven is.
Voor informatie kan je terecht bij info@toerismeroosdaal.be.
Ook bij het gemeenschapscentrum het Koetshuis kan je terecht.
Het Koetshuis, een koesterplaats!
Om de geschiedenis van het kasteel van Strijtem te achterhalen moeten we diep in de middeleeuwen boren. Voor het ontstaan van het Koetshuis is dat veel minder het geval.
In 1837 kocht de Amedéé de Failly, minister van defensie van de piepjonge staat België, het vervallen en verwaarloosde kasteel van zijn oom Gustav Emmanuel Van Volden. De telg uit een aristocratische familie met wortels in Lotharingen, trouwde met een Hollandse Barones. Hun oudste zoon, Victor Marie, wist ook een blauwbloedige bruid te strikken: gravin Elisabeth-Marie de Goldstein. Het jonge koppel vestigde zich in het kasteel, nadat mijnheer Victor met het geld van zijn rijke echtgenote grondige renovatiewerken liet uitvoeren.
De man werd ook burgemeester van Strijtem. Zo iemand is het aan zijn stand verplicht om aan de buitenwereld te tonen dat je er warm inzit. Daarom liet de Failly in 1868 een monumentaal Koetshuis oprichten. We hebben nog niet kunnen achterhalen wie de architect was, maar dat het een uitzonderlijk vakman was, dat kunnen we vandaag nog altijd merken. De verhoudingen van het ontwerp, de manier waarop het in de malse glooiingen van het landschap werd ingeplant, het getuigt van grote klasse!
We kunnen ons inbeelden dat het een mooi zicht moet zijn geweest wanneer de karrossen met deftige heren en charmante dames in hun belle-époquejurken in groot ornaat het koetshuis kwamen uitgereden.
Maar lang heeft de glorie niet geduurd! Arthur, de zoon van de burgemeester, vond Strijtem blijkbaar te min. In 1926 erft hij het kasteeldomein en acht jaar later verkoopt hij het hele complex aan een Strijtemse neringdoener Maurice-Gérard Vanderkelen. Deze pientere Pajot was niet uit op grote sier, maar had wel een neus voor goede investeringen. Zes maand na de aanschaf vindt hij een koper voor het kasteel aan een zekere Parmentier. Heeft die man zich ‘overkocht’ of voelde hij er zich toch niet thuis, we weten het niet. Wat we met zekerheid weten is dat geen half jaar later het kasteel in handen komt van de familie Frans-Jozef De Bruyn-Dewies. Zij aardden er wel want hun nazaten zijn tot vandaag de gelukkige bewoners van het goed.
Intussen had pientere Vanderkelen van het hoveniershuis zijn woning gemaakt en er een kantfabriekje opgericht. Het koetshuis (dat dus niet mee was verkocht) kwam hem goed van pas om afgedankte getouwen en andere rommel in op te bergen. Veel moeite werd er niet gedaan om het bouwwerk te onderhouden, maar het voordeel was wel dat zo het koetshuis intact bleef.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de kantnijverheid afgebouwd en het statige koetshuis werd stilaan een ruïne. In 1968 kreeg het een kortstondige glorieperiode toen het Jeugdhuis er een onderkomen vond.
Veel mensen uit de streek herinneren zich uit die periode de onvergetelijke meiboomplantingen. Maar ook deze opflakkering was geen lang leven beschoren. Het eens zo machtige gebouw werd een schimmel in het landschap.
En toen gebeurde er een klein mirakel. Door samenloop van allerlei gelukkige omstandigheden nam het gemeentebestuur van Roosdaal het besluit om het koetshuis aan te kopen. Door heel slim alle subsidiekanalen aan te boren, door het aanstellen van een bekwaam architect en door zeer vakkundig en spaarzaam om te springen met de middelen, herrees het complex van een troosteloze puinhoop tot een enig mooie cultuurtempel. Het is nauwelijks te geloven hoe snel het Koetshuis (vanaf nu schrijven we het met een hoofdletter!) een begrip werd in de streek. De reeks succesvolle voorstellingen die hier plaats vonden is indrukwekkend, de aangroei van de muziekacademie (die hier ook haar onderkomen vond) is significant. De provincie Vlaams-Brabant vond in het Koetshuis de ideale locatie om vier maal het onvolprezen Kalmkunstfestival ‘in de Luwte’ te organiseren en vele trouwe klanten en toevallige passanten hebben in het cafetaria genoten van heerlijke streek- en andere dranken. Kan men zich een aangenamer plekje dromen dan op het terras van het Koetshuis, met aangenaam gezelschap, en een frisse geuze in de hand, terwijl zich voor je ogen een magistraal landschap openrolt met golvende weiden waarin krachtige Brabantse trekpaarden de puurheid van dit mooie tafereel nog bijkleuren?
Met dank aan Walter Evenepoel
Foto: Geert Van Den Houwe